Industrie 4.0 moet het hoofd bieden aan de noodzaak om binnen milieugrenzen te produceren teneinde de uitdaging van de duurzaamheid aan te gaan. Enerzijds is betoogd dat nieuwe technologieën (bv. geavanceerde robotica, internet van de dingen, additieve productie) kunnen leiden tot een efficiënter gebruik van hulpbronnen, bijvoorbeeld door fouten te verminderen en de precisie van productieoperaties te verbeteren, voorspellend onderhoud mogelijk te maken en productieafval te verminderen, in overeenstemming met het paradigma van de circulaire economie. Anderzijds vormt het energieverbruik, ondanks de mogelijkheden van algoritmen en data-analyse om het energieverbruik te optimaliseren, een concrete uitdaging, vooral met betrekking tot additieve productie. Bovendien zal de vraag naar grondstoffen en zeldzame aardelementen (bv. lithium, dysprosium/terbium en renium) naar verwachting toenemen voor de productie van drones, sensoren en andere apparaten. Om nog maar te zwijgen van de toenemende bezorgdheid over het dumpen van e-afval in het Mondiale Zuiden waar geen protocollen of voorschriften bestaan.
Om deze uitdaging aan te gaan, zouden de werknemersvertegenwoordigers hun kennis over het milieueffect van Industrie 4.0-gerelateerde technologieën moeten verdiepen en werknemers bewuster moeten maken van de rol die zij kunnen spelen bij het afstemmen van de moderne productie op duurzaamheid.
Bovenal moet op de werkplek een sterke duurzaamheidscultuur worden gecreëerd (waarbij het veronderstelde dilemma op vlak van werk, productie en milieu wordt doorbroken) en zouden de werknemersvertegenwoordigers opleidingsactiviteiten op deze doelstelling moeten afstemmen. Er zijn ook meer participatierechten op alle niveaus van de arbeidsverhoudingen nodig om werknemers en hun vertegenwoordigers in staat te stellen tijdig te worden geïnformeerd over ontwikkelingsstrategieën en een concrete rol te spelen bij de convergentie van Industrie 4.0 en milieuduurzaamheid. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat leerplannen en bedrijfsopleidingen moeten worden herzien en dat wordt voorzien in beroepsovergangsprogramma’s ter ondersteuning van werknemers die mogelijk worden getroffen door radicale bedrijfsherstructureringen. Vakbonden moeten zich dus een toekomstgericht perspectief aanmeten. Ze moeten zich focussen op partnerschappen en allianties met actoren uit het maatschappelijk middenveld en andere belangrijke publieke en private belanghebbenden om groene industrieën en economieën te ontwerpen en op te bouwen.