Terwijl de invoering van digitale technologieën vordert, zij het in verschillende tempo’s in de Europese landen, ondanks de toename van werken en leren op afstand na de uitbraak van de COVID19-pandemie, zijn er verschillende schattingen en reeds enkele bewijzen over het effect daarvan op de wereld van het werk. Enerzijds zijn er studies die licht werpen op een aanzienlijk deel van de banen die bedreigd worden door de digitalisering, op een polarisatie van de bekwaamheden op de arbeidsmarkten, waarbij een groeiend aandeel van hooggekwalificeerde activiteiten gepaard gaat met het voortbestaan van gemakkelijke en niet-automatiseerbare taken, en op de paradoxale combinatie van decentralisatie en multifunctionele rollen met standaardisatie en controletaken in moderne arbeidsorganisatieregelingen. Anderzijds wordt in analyses de nadruk gelegd op het scheppen van werkgelegenheid op lange termijn als gevolg van digitale technologieën, het opwaarderen van de kwalificaties en vaardigheden als gevolg van de toenemende complexiteit van gedigitaliseerd industrieel werk, en zelfgeorganiseerde en zeer flexibele arbeidsorganisatiesystemen. Het beeld is complex en per slot van rekening, zoals de resolutie van het EVV (2016) aangaf, ‘heeft niemand een kristallen bol om in de digitale toekomst te kijken en bestaat er niet zoiets als technologisch determinisme met betrekking tot digitalisering’. De situatie wordt verder gecompliceerd door de problemen van de klimaatverandering en de vergrijzing, die beide structurele hervormingen in de economie en de samenleving vereisen.
Om deze uitdaging aan te gaan, zouden de werknemersvertegenwoordigingen samen met andere politieke en sociale actoren de nodige infrastructurele voorwaarden moeten scheppen om de kansen te grijpen die voortvloeien uit digitalisering en ecologische duurzaamheid, en tegelijkertijd moeten voorkomen dat reeds lang bestaande problemen (bv. loon- en inkomensongelijkheid, armoede, werkloosheid, genderongelijkheden, enz.) verergeren vanwege de druk van nieuwe problemen.
Zij zouden een anticiperende en proactieve benadering van transformaties op nationaal en transnationaal, lokaal en bedrijfsniveau moeten hanteren. De werknemersvertegenwoordigers zouden dus samen met de werkgevers gefaseerde innovatieplannen moeten opstellen, te beginnen met gezamenlijke analyses en beoordelingen van bestaande situaties, ook in samenwerking met externe deskundigen en instituten, om tijdig diepgaande informatie te verkrijgen. Vervolgens zouden zij de weg moeten effenen voor innovatie door werknemers en managers gezamenlijk de nodige vaardigheden bij te brengen; gedeelde ontwikkelingsplannen moeten opstellen met testfasen, prioriteitenstelling, tijdgebonden fasen en ondersteunende instrumenten; en collectief de processen moeten controleren en evalueren, en aldus de nodige aanpassingen en follow-ups moeten uitvoeren. Ten slotte zouden de werknemersvertegenwoordigers ervoor moeten zorgen dat de productiviteitsopbrengsten gelijk worden verdeeld onder de werknemers die ze mogelijk maken.
Opleiding en inspraak van werknemers bij technologische veranderingen bij Renault España
Collectief beheer van innovatie en de herverdeling van de daarmee samenhangende economische resultaten bij het Italiaanse bedrijf Rold
Werknemersvertegenwoordigers in staat stellen te onderhandelen over digitalisering: het geval Arbeit 2020
Meer informatie op https://www.arbeit2020.de.
Het ‘Huis van de Werkwerelden’ begeleidt de toekomst van werk bij het Duitse farmaceutische bedrijf Merck
Meer informatie op https://www.boeckler.de/pdf/mbf_bvd_portrait_haus_der_arbeitswelten.pdf